Nu zou iemand kunnen vragen:
‘Maar hoe worden de doden opgewekt? Hoe zou hun lichaam eruit moeten zien?’ Dwaas die u bent! Als u iets zaait, moet dat eerst sterven voordat het tot leven kan komen. En wat u zaait heeft nog niet de vorm die het later krijgt; het is nog maar een naakte korrel, een graankorrel misschien of iets anders. God geeft daaraan de vorm die Hij heeft vastgesteld, en Hij geeft elke zaadkorrel zijn eigen vorm. Elk aards lichaam is anders; het lichaam van een mens is enig in zijn soort, dat van een dier eveneens, dat van een vogel ook, en ook dat van een vis. Er zijn lichamen aan de hemel en lichamen op aarde, maar de schittering van een hemellichaam is anders dan die van een aards lichaam. De Zon heeft een andere schittering dan de Maan, de Maan weer een andere dan de sterren, en de sterren onderling verschillen ook in schittering. Zo zal het ook zijn wanneer de doden opstaan. Wat in vergankelijke vorm wordt gezaaid, wordt in onvergankelijke vorm opgewekt, wat onaanzienlijk en zwak is wanneer het wordt gezaaid, wordt met schittering en kracht opgewekt. Er wordt een aards lichaam gezaaid, maar een geestelijk lichaam opgewekt. Wanneer er een aards lichaam is, is er ook een geestelijk lichaam. Zo staat er ook geschreven:
‘De eerste mens, Adam, werd een levend, aards wezen.’ Maar de laatste Adam werd een levendmakende geest. Niet het geestelijke is er als eerste, maar het aardse; pas daarna komt het geestelijke. De eerste mens kwam uit de aarde voort en was stoffelijk, de tweede mens is hemels. Ieder stoffelijk mens is als de eerste mens, ieder hemels mens is als de tweede. Zoals we nu de gestalte van de stoffelijke mens hebben, zo zullen we straks de gestalte van de hemelse mens hebben.